Hoe genetica parodontitis beïnvloedt
Dit artikel maakt deel uit van een 5-delige serie over het slachtoffer van parodontitis. Het laatste onderzoek ondersteunt de conclusie dat genetica een van de vijf belangrijkste risicofactoren is die bepalen hoe waarschijnlijk het is dat iemand parodontitis ontwikkelt.
De andere vier risicofactoren worden in andere artikelen onderzocht. Ze bevatten:
- De aanwezigheid van subgingivale bacteriële biofilm op tandworteloppervlakken en het epitheelslijmvlies
- Leefstijlgerelateerde risicofactoren zoals roken en slechte mondhygiëne
- Systemische ziekten
- Diverse factoren, waaronder zowel tand- als tand- en tandgerelateerde en willekeurige (stochastische) factoren, occlusale/functionele programma's, iatrogene aspecten, enz.
De relatieve bijdrage van elk van deze vijf factoren, inclusief genetica, varieert op basis van de individuele patiënt en situatie.
Over het algemeen echter, omdat parodontitis relatief ongebruikelijk is bij patiënten jonger dan 35 jaar, geldt dat hoe jonger de patiënt is die parodontitis ervaart, hoe waarschijnlijker het is dat hun ziekte (althans in grotere mate) in verband kan worden gebracht met genetische factoren.
Aan de andere kant, hoe ouder de patiënt is wanneer de ziekte zich voor het eerst manifesteert, hoe waarschijnlijker het is dat genetische bijdrage een minder prominente rol speelt bij de ontwikkeling en progressie van parodontitis.
Mensen met een genetische aanleg voor het ontwikkelen van parodontitis hebben genexpressies die van invloed zijn op hoe snel en ernstig het immuunsysteem van hun lichaam reageert op de aanwezigheid van potentieel schadelijke bacteriën op zachte weefsels in het tandvlees en de slagaders. Hoe reactieler de ontstekingsreactie, hoe sneller de symptomen en schadelijke gevolgen van parodontitis kunnen optreden.
Als uw patiënten vragen hebben over hoe hun eigen genetische aanleg hun risico op het ontwikkelen van parodontitis kan beïnvloeden, kunt u hen dit vertellen, op basis van het laatste beschikbare wetenschappelijke bewijs.
Hoe genetica parodontitis beïnvloedt
Hoewel wetenschappelijk onderzoek niet overtuigend is en nog aan de gang is, zijn tot nu toe 65 verschillende genen gesuggereerd die geassocieerd zijn met parodontitis, op basis van genoombrede associatiestudies en kandidaat-gencasecontrolestudies.
Deze studies vonden ook pleiotropie (wanneer één gen twee of meer ogenschijnlijk niet-verwante fenotypische eigenschappen beïnvloedt) tussen parodontitis en andere chronische ontstekingsziekten, zoals atherosclerotische hart- en vaatziekten.
Volgens het laatste onderzoek is tot nu toe bevestigd dat er vier genetische loci zijn die worden gedeeld tussen atherosclerotische hart- en vaatziekten en parodontitis:
- CDKN2B-AS1 (ANRIL)
- Een niet-coderend element in CAMTA1 stroomopwaarts van VAMP3
- PLG
- Een haplotypeblok op de VAMP8-locus
Het feit dat dit de enige loci zijn die atherosclerotische hart- en vaatziekten en parodontitis gemeen hebben, suggereert – zij het niet overtuigend – dat parodontitis niet noodzakelijkerwijs, expliciet causaal verband houdt met atherosclerotische aandoeningen en diabetes. De overeenkomst suggereert echter wel dat beide aandoeningen gevolgen zijn van vergelijkbare of zelfs (mogelijk) dezelfde afwijkende ontstekingsroutes.
Dit kan erop wijzen dat een patiënt met een familiale genetische voorgeschiedenis van hart- en vaatziekten of diabetes ook een hoger risico heeft op het ontwikkelen van parodontitis, omdat ze meer kans hebben om de afwijkende ontstekingsreactie te vertonen die met beide aandoeningen gepaard gaat.
Deze afwijkende reactie beïnvloedt hoe snel en ernstig de ontstekingsreactie van de persoon op bacteriën in het lichaam optreedt - of de aangetaste plaats zich nu in het tandvlees of in de slagaders bevindt. Hoe ernstiger de ontstekingsreactie op bacteriën, hoe groter de kans dat parodontitis zich ontwikkelt.
Naast genetica speelt hoogstwaarschijnlijk ook epigenetica – d.w.z. de modificatie van genen door de omgeving – een rol.
Epigenetische veranderingen kunnen bijvoorbeeld worden veroorzaakt door veroudering, systemische ziekten, microbiële samenstelling, leefgewoonten, enz. Deze veranderingen kunnen leiden tot een verhoogde vatbaarheid voor parodontitis. Er is ook een hypothese dat de samenstelling van het subgingivale microbioom – en daarmee de potentiële vatbaarheid voor parodontitis – deels wordt bepaald door genetica, hoewel dit verder onderzoek vereist.
Patiënten met een genetische aanleg om snelle of ernstige ontstekingsreacties op bacteriën te ervaren, kunnen daarom een groter risico lopen op parodontitis en verschillende andere atherosclerotische aandoeningen.
Wat dit betekent voor uw patiënten
Hoe jonger de patiënt is die parodontitis ontwikkelt, hoe groter de kans dat genetica een belangrijke rol speelde bij hun contractie. Zelfs voor deze patiënten is het echter belangrijk op te merken dat genetica slechts een van de vijf belangrijkste risicofactoren is die de gevoeligheid voor parodontitis dicteren. De grootste bepalende factor voor iemands risico op parodontitis die het gemakkelijkst kan worden beïnvloed, blijft het naleven van gezonde mondhygiënepraktijken.
Niet alleen zouden alle patiënten het handhaven van goede mondhygiënepraktijken moeten beschouwen als de beste manier om parodontitis te voorkomen, maar patiënten die denken dat ze een genetische aanleg hebben om parodontitis te ontwikkelen, moeten nog meer prioriteit geven aan mondhygiëne.
Voor patiënten die denken dat ze een genetische aanleg voor parodontitis hebben, is het belangrijk om te benadrukken dat het ontwikkelen van parodontitis nooit een "uitgegeven" conclusie is, ongeacht de gevoeligheid.
Iedereen heeft de mogelijkheid om het risico op parodontitis drastisch te verminderen door regelmatige, effectieve mondgezondheidsrituelen uit te voeren.
Bekijk meer artikelen om inhoud te vinden die is afgestemd op uw behoeften.